by Arnold Jansen op de Haar
Suddenly last week, Amsterdam was no longer the late mayor Eberhard van Laan’s ‘dear city’. Amsterdam is a magnificent city, that cannot be denied. ‘But during the night, Amsterdam’s city centre becomes a lawless jungle,’ according to the ombudsman of Amsterdam. You can’t invent a more tempting advertisement for the English. ‘Dad is off to Amsterdam, boys!’
Take my neighbour here in Malmesbury. He enjoys visiting Amsterdam with his friends. What he’s up to over there I don’t exactly know, but there is a gleam in his eye when he mentions ‘Amsterdam’. My neighbour is a builder, he is married to a vet and they have a one-year-old boy. He’s a friendly guy – that’s the husband – who wouldn’t hurt a fly. But he could well be one of those frolicking Englishmen you come across in Amsterdam.
The English have a certain notoriety in the Netherlands because of Amsterdam and their behaviour on Europe’s beaches. In English cities, too, it’s party time every weekend, with scantily clad girls and fighting boys. For them, Amsterdam is the place to let your hair down: Manchester and Birmingham plus. The English literally drink until they drop. That’s because pubs close early, so you have to drink up faster. Besides, everyone takes turns buying rounds and, before you know it, you’re drinking three pints all at once. No one buys a drink just for themselves.
There are still plenty of real blokes in England. The same revellers are also first in line when a war needs to be fought. The Netherlands has 114,000 war veterans (out of a population of 17 million) and the UK has 2.6 million (out of a population of 66 million). Here down in the South West, where I live, 28.6% of the male population are war veterans. As a consequence, Malmesbury alone is home to an entire battalion, plus one ex-army captain who is also a war veteran – that’s me. No one bats an eyelid. My neighbour on the other side used to be a non-commissioned officer in the RAF.
The Dutch don’t have a very positive image of the English. Since Brexit it has gone even further downhill. For example, Dutch journalist Joris Luyendijk writes in the Guardian about how terrible things are here in England which, according to him, is populated by xenophobes. Meanwhile he has moved back to the Netherlands.
I live in Malmesbury, a beautiful town on the southern edge of the Cotswolds. I can inform you that the majority in this town didn’t vote for Brexit. I’ve never noticed any animosity against foreigners. However, I can report that our publishing company sells a lot of books at markets with names like ‘Crudwell Strawberry Fayre’. And that people notice your adorable Dutch accent. Occasionally they sigh: ‘The Dutch are so tolerant.’ ‘Well, well,’ I reply, ‘not really.’
Actually, something odd is going on with the Dutch accent. In the beginning you make an enormous effort to sound as English as possible. When you become more fluent, and are no longer aware of ‘having to translate’, the Dutch accent tends to come back somewhat, and no one here gives a fig.
I need to share something with you, something I dreamt about last week. The Brits are in a pickle, they see turbulent times ahead, and they are no longer liked, but if Europe runs into trouble these same Brits will have to liberate it once more. Until then, I don’t mind if they puke their way through Amsterdam. Well, calm down, let’s keep it civilised. Actually, why not have a little pee outside Joris Luyendijk’s front door?
© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
Other Columns
by Arnold Jansen op de Haar
Vorige week was Amsterdam opeens niet meer ‘die lieve stad’ van de overleden burgemeester Eberhard van der Laan. Amsterdam is werkelijk een schitterende stad. Dat kan niemand ontkennen. ‘Maar het centrum van Amsterdam is ’s nachts een wetteloze jungle,’ aldus de ombudsman van Amsterdam. Een verleidelijkere reclameslogan voor Engelsen kan men niet verzinnen. ‘Vader is naar Amsterdam, jongens!’
Neem mijn buurman hier in Malmesbury. Die gaat graag met zijn vrienden naar Amsterdam.Wat hij daar precies doet, weet ik niet, maar als hij ‘Amsterdam’ zegt glanzen zijn ogen. Mijn buurman is een bouwvakker. Hij is getrouwd met een dierenarts en ze hebben een zoontje van één jaar oud. Een aardige jongen die geen vlieg kwaad doet. Die buurman, bedoel ik. Maar misschien is hij een van die feestende Engelsen die u in Amsterdam op het oog hebt.
Engelsen hebben een zekere reputatie in Nederland. Vanwege Amsterdam en het gedrag op de stranden van Europa. Ook in Engelse steden is het ieder weekend feest, met van die veel te bloot geklede meisjes en vechtende jongens. Voor hen is Amsterdam de uitlaatklep van Europa: Manchester en Birmingham plus. Engelsen drinken tot ze er letterlijk bij neervallen. Dat komt omdat de kroegen vroeg dicht gaan. Je moet een beetje doordrinken. Bovendien geeft iedereen een rondje. Voor je het weet sta je met drie pints voor je neus. Niemand koopt alleen drank voor zichzelf.
Engeland kent nog echte ‘blokes’ (kerels). Diezelfde feestende types staan ook vooraan als er oorlog gevoerd moet worden. Nederland kent 114.000 veteranen (op 17 miljoen inwoners), het Verenigd Koninkrijk 2,6 miljoen (op 66 miljoen inwoners). Hier in het zuid-westen van Engeland, waar ik woon, is 28,6 % van de mannelijke bevolking veteraan. Dat betekent dat er in mijn woonplaats Malmesbury al een heel bataljon woont. Plus een Nederlandse kapitein buiten dienst, tevens veteraan, dat ben ikzelf. Men kan er hier mee aankomen. Mijn buurman aan de andere kant is onderofficier geweest bij de Britse luchtmacht.
Het beeld dat Nederlanders van Engelsen hebben is niet erg positief. Sinds Brexit is het nog eens verslechterd. De Nederlandse publicist Joris Luyendijk bijvoorbeeld schrijft in The Guardian voortdurend hoe slecht het allemaal is in Engeland, dat in zijn ogen bevolkt wordt door xenofoben. Inmiddels is hij terugverhuisd naar Nederland.
Ik woon in Malmesbury, een prachtig plaatsje aan de zuidrand van The Cotswolds. Ik kan u meedelen dat de meerderheid hier niet voor Brexit heeft gestemd. Ik heb hier nog nooit gemerkt dat men iets tegen buitenlanders heeft. Wel weet ik dat we hier met onze uitgeverij veel boeken verkopen op markten met namen als: ‘The Crudwell Strawberry Fayre’. En dat mensen dan opmerken dat je zo’n schattig Nederlands accent hebt. Soms verzuchten ze dat Nederland zo ‘tolerant’ is. ‘Nou, nou,’ zeg ik dan, ‘dat valt reuze mee.’
Met dat Nederlandse accent is iets raars aan de hand. In het begin doe je enorm je best om het allemaal zo Engels mogelijk te laten klinken. Als je het beter gaat spreken en niet meer ‘zit te vertalen’ in je hoofd, er dus niet meer bij nadenkt, komt dat Nederlandse accent weer een beetje terug. En niemand zit daar hier mee.
Er moet me iets van het hart. Iets waar ik van de week over droomde. De Britten zijn nu zwaar de sigaar, ze gaan nog zware tijden tegemoet, en niemand vindt ze meer aardig, maar als het misloopt in Europa komen diezelfde Britten ons weer bevrijden. Tot die tijd mogen ze van mij heel Amsterdam onderkotsen. Rustig, rustig, laten we het beschaafd houden. Nou vooruit, een heel klein plasje op de stoep bij Joris Luyendijk.
© Arnold Jansen op de Haar
Andere Columns