Arnold Jansen op de Haar
Sample Passages
Eerste keer uit
De eerste keer dat we samen uitgingen was de bestemming Roses, een etablissement aan de Rijnkade in Arnhem waar ik normaal niet kwam omdat het een beetje gewoon was, maar je wist tenminste zeker dat je er geen bekenden tegenkwam. We zaten aan het raam, ik bestelde iets te drinken en diverse hapjes, geen half werk, of zij stond al buiten op de van regen glinsterende Rijnkade een sigaret te roken, in gesprek met een lange man met een snor. Wat zullen we nou krijgen, dacht ik, niet vanwege die snor natuurlijk, maar: zij laat mij hier zitten en gaat zonder iets te zeggen buiten roken.
‘Kende je die snor?’ vroeg ik toen ze weer tegenover me zat.
‘Nee, ik wilde een sigaretje roken.’
‘Ik rook ook,’ vertelde ik en ik haalde een blik sigaartjes tevoorschijn.
Ik vroeg haar of ze dat niet meer wilde doen, mij zomaar laten zitten.
Zo had ik ook liever niet dat ze iets uit het restaurant meenam waar we diezelfde avond nog aten. Dat dreigde ze te doen. Ik meen dat het een turquoise keramieken vaasje voor tandenprikkers was. Bij de Thai. Dat het een leuk vaasje was maakte haar allemaal niet zoveel uit. Het ging om het idee. Ze nam meestal wel iets mee als ze uit ging eten. Nou ging ze voordat ze mij ontmoette zelden uit eten, maar die gewoonte zat erin. ‘Ik heb liever niet dat je dat doet als je met mij bent,’ zei ik streng.
Bloemen kocht ze ook nooit. Die plukte ze in een openbaar park. De eerste keer dat ze dit dreigde te doen, geknield in het openbaar plantsoen bij de John Frostbrug, was ik bijna gelijk weer op weg naar huis. Ze begreep mijn boosheid niet.
‘Ik doe er toch niemand kwaad mee,’ zei ze lachend, ‘mijn moeder doet het ook altijd.’
‘Die heeft Alzheimer,’ zei ik.
‘Deed ze altijd al,’ zei ze droog.
Ook in winkels nam ze weleens wat extra’s mee, lippenstift of zo, want ze had niet veel geld. ‘Het meeste reken ik trouwens af.’
‘Mooi,’ zei ik. ‘Maar met mij erbij doe je die dingen niet,’ voegde ik er dreigend aan toe.
En dat was ook zo. Bij het jatten van een radio van de gemeente Nijmegen, was ik niet aanwezig. Het was vlak nadat ze te horen had gekregen dat haar contract niet verlengd werd en die radio werd toch niet gebruikt. Hij stond weg te stoffen in een kast. Daar deed ze niemand kwaad mee. Ze ging nog terug om de radio om te ruilen voor een andere, want hij deed het niet. Ik keur het niet goed. Niet dat ik het niet zou durven, maar mijn moreel kompas is door mijn ouders geloof ik anders afgesteld. En toch was het ook geil, zo’n vrouw die zich nergens wat van aantrok.
Eerste keer uit
De eerste keer dat we samen uitgingen was de bestemming Roses, een etablissement aan de Rijnkade in Arnhem waar ik normaal niet kwam omdat het een beetje gewoon was, maar je wist tenminste zeker dat je er geen bekenden tegenkwam. We zaten aan het raam, ik bestelde iets te drinken en diverse hapjes, geen half werk, of zij stond al buiten op de van regen glinsterende Rijnkade een sigaret te roken, in gesprek met een lange man met een snor. Wat zullen we nou krijgen, dacht ik, niet vanwege die snor natuurlijk, maar: zij laat mij hier zitten en gaat zonder iets te zeggen buiten roken.
‘Kende je die snor?’ vroeg ik toen ze weer tegenover me zat.
‘Nee, ik wilde een sigaretje roken.’
‘Ik rook ook,’ vertelde ik en ik haalde een blik sigaartjes tevoorschijn.
Ik vroeg haar of ze dat niet meer wilde doen, mij zomaar laten zitten.
Zo had ik ook liever niet dat ze iets uit het restaurant meenam waar we diezelfde avond nog aten. Dat dreigde ze te doen. Ik meen dat het een turquoise keramieken vaasje voor tandenprikkers was. Bij de Thai. Dat het een leuk vaasje was maakte haar allemaal niet zoveel uit. Het ging om het idee. Ze nam meestal wel iets mee als ze uit ging eten. Nou ging ze voordat ze mij ontmoette zelden uit eten, maar die gewoonte zat erin. ‘Ik heb liever niet dat je dat doet als je met mij bent,’ zei ik streng.
Bloemen kocht ze ook nooit. Die plukte ze in een openbaar park. De eerste keer dat ze dit dreigde te doen, geknield in het openbaar plantsoen bij de John Frostbrug, was ik bijna gelijk weer op weg naar huis. Ze begreep mijn boosheid niet.
‘Ik doe er toch niemand kwaad mee,’ zei ze lachend, ‘mijn moeder doet het ook altijd.’
‘Die heeft Alzheimer,’ zei ik.
‘Deed ze altijd al,’ zei ze droog.
Ook in winkels nam ze weleens wat extra’s mee, lippenstift of zo, want ze had niet veel geld. ‘Het meeste reken ik trouwens af.’
‘Mooi,’ zei ik. ‘Maar met mij erbij doe je die dingen niet,’ voegde ik er dreigend aan toe.
En dat was ook zo. Bij het jatten van een radio van de gemeente Nijmegen, was ik niet aanwezig. Het was vlak nadat ze te horen had gekregen dat haar contract niet verlengd werd en die radio werd toch niet gebruikt. Hij stond weg te stoffen in een kast. Daar deed ze niemand kwaad mee. Ze ging nog terug om de radio om te ruilen voor een andere, want hij deed het niet. Ik keur het niet goed. Niet dat ik het niet zou durven, maar mijn moreel kompas is door mijn ouders geloof ik anders afgesteld. En toch was het ook geil, zo’n vrouw die zich nergens wat van aantrok.