By Arnold Jansen op de Haar
I was born in 1962 and in secondary school some of our teachers were ‘anti-money’. This was then very modern. They often had beards and reeked of unwashed socks. Luckily they smoked during class, so we couldn’t smell the teacher.
The teachers were the only ones allowed to smoke, except the chemistry teacher; that was too dangerous.
In the school’s cellar, pupils smoked enormous amounts of pot, so it is a small miracle that anyone managed to graduate.
From time to time a teacher took class while drunk. I remember S., our French teacher, who was spotted in a pub during the lunch break. A pile of coins lay in front of him and he apparently uttered the immortal words: ‘I won’t leave until the money is gone.’ A few hours later we concluded that he had managed to do this pretty well.
There were regular rumours about a ‘liaison’ between a teacher and a pupil. Nowadays they would spray his home with ‘PAEDOPHILE’, in huge letters, yet back then it was part of being modern.
There were monks, young and old, teaching at the school. The older ones were all right, but the younger ones were so modern that a police investigation is currently under way into the extent of their modernity back then.
Once, I won a crate of beer in a bet with Mr M., my English teacher. I said that I could sprint faster than him. This was reason enough to interrupt the lesson and I won the beer, at just fifteen.
It was also very modern to give pupils ‘a say’. I remember one cold day in January when the pupils decided, against the head’s wishes, to take a ‘freezing weather’ day off. Of course, having a say meant that people had to agree with you.
The short, elderly deputy head, who was also a PE teacher, stood in the middle of the corridor with his arms spread wide. I can still see him being knocked down. This wasn’t followed by disciplinary action; it was part of the ‘give and take’.
However, people were against the consumer society. Teachers pronounced the words ‘consumer society’ as if they were tasting sour milk. Making money was suspect anyway. The odd thing is that, back then, teachers were much better paid than at present.
It wasn’t at all advisable to ‘go into business’. If you went into business after graduating you were considered a failure.
One of my history teachers was a Marxist. That was also very modern then; being a Maoist or Trotskyite was good too. There was, of course, some rivalry about who was ‘most left-wing’, but my teacher was a Marxist. One day, in the middle of class, he said to me, ‘If the Russians come, you’ll get the prime position in the salt mines.’ We both agreed it was an excellent joke.
It was because of my political opinions, and actually they haven’t changed. I belong to the centre. Back then, the centre was fairly right-wing and qualified for a ‘position in the salt mines’, whereas nowadays the centre has moved quite a bit to the left.
Every time the word ‘America’ was mentioned, this history teacher muttered ‘imperialists’. I looked on them more as liberators. As a reaction, I went to the Royal Military Academy in Breda. My mentor told me, ‘I don’t like it, but I think it will suit you.’
To cut a long story short: I spent thirteen years in the army, only to turn out to be quite intellectual after all, and I became a writer.
I still have nothing ‘against money’, but it is not of overriding importance. I am a poet and teach creative writing; I know everything about credit limits.
I suspect that those former left-wing teachers are now getting worried about their mortgage and pension. Suddenly I am looking forward to a reunion.
© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
You can leave your comment on our forum.
De enige die in de klas mocht roken was de leraar, behalve die van scheikunde. Dat was te gevaarlijk.
De leerlingen blowden zich in de kelder van de school een ongeluk. Dat er ooit nog iemand is geslaagd, is een klein wonder.
Er stond wel eens een dronken leraar voor de klas. Ik herinner me S., de leraar Frans. Die was in de middagpauze gesignaleerd in een café. Voor hem lag een berg kleingeld. Hij schijnt toen de onsterfelijke woorden gesproken te hebben: ‘Ik ga pas terug als het geld op is.’ Wij constateerden enkele uren later dat dit aardig gelukt was.
Regelmatig gingen er geruchten dat een leraar ‘iets met een leerling’ had. Tegenwoordig zou men met grote letters ‘PEDOFIEL’ op zijn huis schilderen maar toen was dat heel modern.
Zo hadden wij jonge en oude paters op school. De oude paters waren oké. De jonge paters waren zo modern dat er tegenwoordig justitieel onderzoek plaatsvindt naar hoe modern ze toen waren.
Ook heb ik eens in een weddenschap een krat bier gewonnen van de leraar Engels, de heer M. Ik zei dat ik beter kon sprinten dan hij. Hier werd de les voor onderbroken. Ik won dat krat bier. Ik was vijftien.
Ook heel modern was ‘inspraak’ van de leerlingen. Ik herinner mij een koude dag in januari. De leerlingen besloten, tegen de wens van de schoolleiding in, tot ijsvrij. Inspraak betekende natuurlijk wel dat je ook gelijk moest krijgen.
De kleine, oude conrector, tevens docent gymnastiek, stond met gespreide armen in de gang. Ik zie nog voor me hoe hij omver werd gelopen. Maatregelen werden er niet genomen. Dit ‘moest kunnen’.
Tegen de consumptiemaatschappij had men dan wel weer bezwaren. Leraren spraken ‘consumptiemaatschappij’ uit alsof ze zure melk hadden geconsumeerd. Geld verdienen was sowieso verdacht. Het gekke is dat die leraren toen veel beter verdienden dan nu.
Ook kon je beter niet in ‘het bedrijfsleven’ terechtkomen. Als je later in het bedrijfsleven terechtkwam, dan was je leven mislukt.
Ik heb ooit een leraar geschiedenis gehad die marxist was. Dat was toen ook heel modern. Maoïst of trotzkist was ook goed. Nou ja, er was natuurlijk enige wedijver over wie het ‘meest links’ was. Maar hij was dus marxist. Op een dag zei hij middenin een les tegen mij: ‘Als de Russen komen krijg jij het beste plaatsje in de zoutmijnen.’ Dat vonden wij toen allebei een geslaagde grap.
Dat kwam door mijn politieke opvattingen. Die zijn eigenlijk nooit veranderd. Ik ben van het midden. Destijds was het midden behoorlijk rechts en goed voor ‘een plaatsje in de zoutmijnen’. Tegenwoordig is het midden een stuk linkser.
De leraar geschiedenis mompelde elke keer als het woord Amerika viel ‘imperialisten’. Ik zag ze toch meer als bevrijders. Van de weeromstuit ging ik naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Mijn mentor zei tegen me: ‘Ik vind het niks, maar voor jou lijkt het me wel wat.’
Om een lang verhaal kort te maken: ik heb dertien jaar in dat leger doorgebracht. Uiteindelijk bleek ik toch tamelijk intellectueel. Ik werd schrijver.
Nog steeds ben ik niet ‘tegen geld’. Ik vind het alleen niet het allerbelangrijkste. Ik ben een dichter en ik geef les aan cursisten creatief schrijven. Ik weet alles van kredietplafonds.
Ik vermoed dat die linkse leraren van toen zich nu hevig zorgen zitten te maken over hun hypotheek en hun pensioen. Opeens heb ik enorm zin in een reünie.
© Arnold Jansen op de Haar
U kunt reageren op ons forum.
Eerdere columns: