Skip to main content

The Wedding

Het Huwelijk

April 18, 2011

By Arnold Jansen op de Haar

For years my sister has been earmarking hats for my wedding; proper hats, not fascinators. A fascinator is one of these tiny concoctions worn at a jaunty angle on one’s head. They are very popular at the moment because they show off the hairdo.

I expect that at William and Kate’s wedding Andrew and Sarah’s daughters will sport one of these bird’s nests on their head. At my wedding I shall ban fascinators because they are rarely flattering.

Up to about twenty years ago I regularly attended traditional weddings because all my contemporaries were tying the knot. I was in turn witness, member of the guard of honour and organiser of the stag night. On one occasion, as best man, I dealt with everything. It took me a month to recover.

When I am in London I occasionally run into wedding guests: I am in a pub and suddenly three men in kilts enter. They are obviously from the Punjab but one-sixteenth Scottish. Usually they are followed by a girl struggling to walk in high heels. The wedding service is still fifteen minutes away, so there is just about time for a quick pint and the girl disappears to the ladies to attach the fascinator.

‘How do you know the bride or groom?’ is the most asked question at weddings, because even distant relatives and obscure friends from the past have been invited. The couple’s mothers keep busy by aimlessly checking arrangements, while their fathers stand about smiling uncomfortably.

At one point I stopped going to weddings; too often I felt the urge to shout ‘Don’t do it!’ at the happy couple.

However, birthdays followed, and ten years on the bride and groom have started to resemble each other, in most cases not to their advantage. Their children also rarely turn out to be improved specimens.

At one of these birthdays I was confronted by two primary school teachers on a sofa – colleagues of the hostess. They were fully aware that this new arrival – me – was still unmarried.

I could hear their heads turn; the teachers suffered stiff necks only to look startled: he is bald!

‘I’ll be back’ I muttered like Arnold Schwarzenegger in The Terminator and continued straight to the back door, out into the garden and on to the refreshments. ‘Hello,’ said the hostess taking my arm, ‘have you met my colleagues?’ That is when I gave up on birthdays.

Currently I have entered a new phase: one of divorces. After decades, the bridegrooms of my youth are frequenting pubs again. It seems a weight has been lifted; suddenly they are full of boyish exuberance and I am the friend with time on his hands. They confide in me and, in quite a different way, I am again a witness.

In spite of this I fantasise about getting married especially as my sister has selected a marvellous hat and ‘several dresses’.

I am becoming more and more exacting: I prefer a redhead and she can’t be a lesbian or married. This turned out to be a minor hitch for some of my marriage candidates: ‘Yes, we’re kissing but actually I’m a lesbian.’ Life is full of surprises.

Each prospective mother-in-law strikes me as no match for my mother and a prospective father-in-law makes me think: my own is jollier even though he is dead.

I am a lost cause but on April 29th I am in London. Maybe I will go to Hyde Park to watch the big screen because, yes, you can’t help getting carried away by this particular wedding.

So in the unlikely case that you are a red-headed authoress with deceased parents and attracted to overweight, bald writers wearing glasses, please head towards Hyde Park on the 29th to claim your fascinator.

I promise our wedding will be a private affair; we’ll never go out visiting and will keep our own separate identity, but produce children more adorable than us.

© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press

You can leave your comment on our forum.

Visit Arnold’s home page to find out more about his other publications.
 
Previous columns:

An Altruistic Writer

Mijn zus heeft al jarenlang hoeden klaarliggen voor mijn bruiloft. Echte hoeden. Geen fascinators. Een fascinator is zo’n klein ding dat een beetje schuin op het hoofd gedragen wordt. Momenteel zijn ze erg populair. De dames dragen ze graag omdat je dan hun kapsel kunt zien.

Je zult zien dat bij het huwelijk van William en Kate die dochters van Andrew en Sarah ook weer met zo’n vogelnestje op de kop verschijnen. Bij mijn huwelijk geldt er een verbod op fascinators. Een fascinator flatteert zelden.

Tot zo’n twintig jaar geleden was ik een regelmatige bezoeker van traditionele bruiloften. Iedereen in mijn omgeving begon te trouwen. Ik was afwisselend getuige, lid van de sabelwacht en organisator van de vrijgezellenavond. En in één geval dat allemaal tegelijk. Vervolgens heb ik een maand op bed gelegen.

Als ik in Londen ben zie ik soms gasten van zo’n bruiloft langskomen. Je zit in de pub en plotseling verschijnen er drie mannen in een kilt. De drie mannen zijn duidelijk afkomstig uit de Punjab maar voor een zestiende Schots. Meestal loopt er een meisje in hun kielzog te zwikken op naaldhakken. De trouwdienst begint over 15 minuten in de kerk om de hoek dus wordt er nog snel een pint genuttigd. En de dame verdwijnt naar de wc om de fascinator te bevestigen.

De meest gestelde vraag op bruiloften is: ‘Wat is uw relatie tot de bruid of bruidegom?’ Zelfs het meest verre familielid en de vaagste vriend uit het verleden zijn uitgenodigd. De moeders lopen heel zenuwachtig niks te regelen en de vaders staan ongemakkelijk te lachen.

Op een gegeven moment ben ik gestopt met het bezoeken van bruiloften. Ik kreeg net iets te vaak zin om tegen het bruidspaar ‘doe het niet’ te roepen.

Maar toen kwamen de verjaardagen. De bruid en bruidegom van een decennium eerder zijn op elkaar gaan lijken. In veel gevallen is dat geen voordeel. Ook de kinderen blijken vaak geen verbeterde versie van de ouders.

Op een van die verjaardagen zaten er twee onderwijzeressen – collegaatjes van de vrouw des huizes – op de bank. Die waren gewezen op het feit dat het exemplaar dat nu binnentrad – ik dus – nog altijd ongetrouwd was.

Even had ik het idee dat er iets kraakte. De onderwijzeressen verrekten hun nek. En dan die verschrikte blik: hij is kaal!

Als Arnold Schwarzenegger in The Terminator mompelde ik ‘I’ll be back’ en ik liep rechtdoor richting de achterdeur, de tuin en de versnaperingen. ‘Hallo,’ zei de gastvrouw en ze nam me bij de arm, ‘heb je mijn collegaatjes al ontmoet?’ Toen ben ik ook maar gestopt met de verjaardagen.

Thans zit ik in een nieuwe fase: de scheidingen. De bruidegoms uit mijn jeugd doen na decennia weer aan kroegbezoek. Er lijkt een last van hen afgevallen. Opeens zijn ze weer heel jongensachtig. Ik ben de vriend die altijd tijd heeft. Nu worden mij geheimen toevertrouwd. Opnieuw ben ik getuige, maar op een andere manier.

Toch denk ik nog wel eens aan trouwen. Omdat mijn zus een hartstikke leuke hoed voor mijn bruiloft heeft. ‘En diverse jurken.’

Mijn eisen worden steeds strenger. Ze moet het liefst roodharig zijn. En niet lesbisch of getrouwd. Dat vormde bij enige huwelijkskandidaten een klein obstakel. ‘Ik zoen wel met je, maar eigenlijk ben ik lesbisch.’ Een mens maakt wat mee.

Bij elke aspirant-schoonmoeder denk ik: mijn eigen moeder is leuker. Bij elke aspirant-schoonvader denk ik: die van mij is zelfs dood gezelliger.

Zo wordt het nooit wat met mij. Op 29 april ben ik in Londen. Misschien ga ik in Hyde Park naar het grote scherm kijken. Want ja, toch zwijmel ik bij zo’n huwelijk.

Dus in het onwaarschijnlijke geval dat je een roodharige schrijfster bent, je ouders reeds dood zijn, en je kleine, dikke, kale schrijvers met een brilletje heel aantrekkelijk vindt, kom op 29 april naar Hyde Park, dan ben ik jouw fascinator.

Ik beloof je, onze bruiloft houden we klein. We gaan nooit ergens op bezoek. We gaan niet op elkaar lijken. En we maken kinderen die nog leuker zijn dan wij.

© Arnold Jansen op de Haar

U kunt reageren op ons forum.

Eerdere columns:
Voorbij de waanzin