Skip to main content

The Plumber and the Little Prince

De loodgieter en de kleine prins

July 30, 2015

By Arnold Jansen op de Haar

Here at home, the boiler is being replaced, and all of a sudden I find myself in an uncomfortable situation. This awkward state of affairs begins as soon as the workmen arrive. I’m never quite sure if I ought to offer workmen something to drink. Nonetheless, I’ve set out tea and coffee, but I don’t have any milk. ‘No problem,’ say the workmen.

Suddenly, I sympathize with the Queen Mum, who, during the last 30 years of her life, refused to have workmen around in Clarence House. (After her death, Prince Charles had to renovate the place to the tune of five million pounds.)

I also understand the people who, during extensive building works, board a ship to a faraway island to ‘escape from the workmen’. Because it plays havoc with the creative process, such as writing a poem or something like that.

Straight away, one of the plumbers is having his breakfast in the kitchen. He has brought in sandwiches. So I quickly retreat to my room. By the way, it’s rather unusual here in London for plumbers to eat anything at all in the house (my flatmate had ‘never come across it’), but being reconnected to hot water is worth the discomfort.

Half an hour later, from inside my room, I hear the workmen starting to demolish and rebuild. Every now and then I take a look. ‘It’s quite a job,’ says the senior of the two men, ‘especially making connections to those old pipes.’

Around twelve o’clock, the second workman asks if we have a microwave. Maybe they need to ‘warm something up to make it fit’. But, no, we don’t have a microwave.

After another half hour I smell food. I decide to check it out. One of the men is eating standing up in the kitchen. The boss has made himself comfortable in my chair to have his lunch. They’ve ‘heated up food in the shop around the corner’.

I don’t understand how people can be comfortable sitting in someone else’s space. If you do, you’d better become a dentist straight away. And I think about other very bad situations, such as ‘joining in the festivities at a birthday party’, and other things that are to be avoided. Never shit in friends’ or acquaintances’ homes!

But my main thought is: when can we have our lunch? I now notice that he has also moved some things around in the living room. Sulking, I retreat to my desk. Am I really such a little prince?

Maybe he has a very domineering wife at home. That’s a possibility too.

But it also reminds me of my father who, in these circumstances, would simply draw up a chair to ‘watch the work in progress’. In any case, he frequently went around ‘checking’. This speeded up the work in no time.

Later, the boss plumber informs us that the work will last not two but three days.

The next day, the same smell of food wafts in from the living room. My flatmate is away at a meeting. After some hesitation, I decide to ‘have a word’.

No, he’s always allowed to eat a hot meal in people’s homes. It’s been that way for the past 15 years, apart from objections due to ‘religious beliefs’. Whereupon I object that this has nothing to do with religious beliefs, but that my flatmate, who has lived in this country for 30 years, has never come across it. That, as the occupier, you were always given the chance to grab something to eat yourself. ‘We’re happy to leave for a bit,’ he said, ‘so you can eat.’ Well, he promises ‘to go out for lunch’ on the third day.

When I was a youngster, workmen who did repairs at home occasionally received a cigar after the job was finished. It really made those men’s day. But now that the work is finished after three days (a quality job!) I’m going out to smoke half a dozen myself.

© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
Arnold in the park

Visit Arnold’s home page to find out more about his other publications.
 
Previous columns:
A Trojan Horse
Pilloried!
Portobello Hipster
A Celebration Every Day
Diana is Back
Loved by All
Cooking in Peacetime
A Bit of a Genetic Mess
Email a Fairy
A Peeing Neanderthal
Fictional Brits
Bare Burka
Is Van Gaal a Turkey?
An Estate Agent in High Heels
A Boy from Westminster
Adventure in Amsterdam
Amalia & George
Cheering Quietly
Human Waste
D-Day for Poetry
A Dog in London
Van Gaal and Wurst
Baby King George
The Virgin Train from Birmingham
Nuclear Hospitality
Vladimir the Viking
Ski Girl with Moustache
Phoenix
Message From the Bathtub
A Consistent Resolution
Nigella’s Law
Selfie
Cowboy in the Kingdom
An Angry Philanthropist
Oligarch with Red Umbrella
The Lives of Others
Uproar in the Czar Peter House
A Postcard Home
An Angry Ladies’ Hairdresser
Syrian Football
The Man Who is Always Late
What will survive of us is love
A Gibraltarian Librarian
A Gay Sympathiser
Hot Pants Harry
Cycling Sustained by Aunt Corry’s Pancakes!
A Slight Inconvenience
Phoning an Extraterrestrial
Naked in a Ballet Class
The Ouch, Ouch, Ouch Threshold
Eurovision
A Sincere Person

De boiler/verwarmingsketel hier in huis werd vervangen. En opeens bevind je je in een ongemakkelijke situatie. De ongemakkelijke situatie begint al bij binnenkomst van de mannetjes. Ik weet eigenlijk nooit of je werklieden nou iets te drinken moet aanbieden of niet. Toch heb ik koffie en thee klaargezet, maar ik heb geen melk. ‘Niet erg,’ zeggen de mannetjes.

Ik kan opeens heel erg meevoelen met de Queen Mum die de laatste 30 jaar van haar leven geen werklieden over de vloer wilde in Clarence House. (Prins Charles heeft na haar dood de boel voor vijf miljoen pond moeten opknappen.)

Ook begrijp ik mensen die zich tijdens de Grote Verbouwing inschepen naar een ver eiland ‘om de mannetjes te ontlopen’. Want van het scheppend proces, het schrijven van een gedicht of iets dergelijks, komt zo niets terecht.

Een van de loodgieters gaat gelijk in de keuken ontbijten. Hij heeft brood meegebracht. Dus trek ik me snel terug op mijn kamer. Het is overigens zeer ongebruikelijk hier in Londen dat loodgieters überhaupt iets in huis nuttigen (mijn huisgenote had het ‘nog nooit meegemaakt’), maar de terugkeer van warm water is wel wat waard.

Vanuit mijn kamer hoor ik de mannetjes een half uur later beginnen met het breken en bouwen. Af en toe ga ik een kijkje nemen. ‘Nog een hele klus,’ zegt de leider van de twee mannetjes, ‘vooral die aansluitingen op de oude leidingen.’

Rond twaalf uur vraagt het tweede mannetje of we een magnetron hebben. Misschien moet hij iets ‘smelten zodat het past’. Maar nee, een magnetron hebben we niet.

Weer een half uur later ruik ik een etenslucht. Ik besluit poolshoogte te nemen. Eén mannetje eet staand in de keuken. De leider zit pontificaal in mijn stoel in de huiskamer zijn maaltijd tot zich te nemen. Ze hebben ‘iets warm gemaakt bij een zaakje om de hoek’.

Ik begrijp niet dat mensen het prettig vinden om bij anderen in hun territorium te zitten. Dan kun je beter gelijk tandarts worden. En ik denk aan andere hele erge dingen zoals ‘het zitten in een kring op een verjaardag’ en dingen die je moet vermijden. Nooit poepen bij vrienden en bekenden!

Maar ik denk vooral: wanneer kunnen wij dan zelf lunchen? Nu zie ik dat hij enige dingen in de kamer heeft verplaatst. Mokkend loop ik terug naar mijn bureau. Ben ik nou zo’n prinsje?

Misschien mag die man thuis niets van de vrouw. Dat kan natuurlijk ook.

Maar ik moet ook aan mijn vader denken, die in dit soort gevallen gewoon in een stoel ging zitten ‘om naar het werk te kijken’. Hij ging in elk geval regelmatig ‘informeren’. Dan schoot het altijd behoorlijk snel op.

Later zegt de opperloodgieter dat het niet twee maar drie dagen gaat kosten.

De volgende dag stijgen dezelfde etensgeuren uit de woonkamer op. Mijn huisgenote is naar een bespreking. Ik besluit na enige aarzeling om er ‘nu iets van te zeggen’.

Nee, hij mag altijd warm eten bij de mensen. In 15 jaar is dat niet anders geweest, behalve dan om ‘religieuze redenen’. Waarop ik tegenwerp dat het hier niet om religieuze redenen gaat, maar dat mijn huisgenote dit in de 30 jaar dat ze in dit land woont nog nooit heeft meegemaakt. Dat je als bewoner altijd wel de kans kreeg zelf ook iets te nuttigen. ‘We willen wel even gaan,’ zegt hij, ‘dan kun je eten.’ Nou ja, hij belooft de derde dag ‘buiten de deur te lunchen’.

In mijn jeugd kregen mannetjes die iets repareerden in huis na afloop nog wel eens een sigaar. Daar waren die mannetjes heel blij mee. Maar nu het werk na drie dagen klaar is (vakwerk!) ga ik er buiten zelf maar even een stuk of zes achter elkaar roken.

© Arnold Jansen op de Haar
"Arnold

Eerdere columns:
Het paard van Troje
Aan de schandpaal!
Portobello Hipster
Elke dag feest
Diana is terug
Geliefd door allen
Koken in vredestijd
Een genetisch zootje
E-mail een elfje
De plassende Neanderthaler
Fictieve Britten
Blote boerka
Is Van Gaal een kalkoen?
Een makelaar op hoge hakken
Een jongen uit Westminster
Avontuur in Amsterdam
Amalia & George
Zachtjes juichen
Menselijk afval
D-Day voor poёzie
Een hond in Londen
Van Gaal en Wurst
Baby King George
De Virgin trein uit Birmingham
Nucleaire gastvrijheid
Vladimir de Viking
Ski-meisje met snor
Feniks
Bericht vanuit de badkuip
Een consequent voornemen
De wet van Nigella
Selfie
Cowboy in het koninkrijk
Een boze filantroop
Oligarch met rode paraplu
Het leven van de anderen
Rumoer in het Tsaar Peterhuisje
Een briefkaart naar huis
Een boze dameskapper
Syrisch voetbal
De man die altijd te laat is
What will survive of us is love
Een Gibraltarese bibliothecaris
Homosympathisant
Hot Pants Harry
Fietsen op tante Corry’s pannenkoeken!
Een klein ongemak
Telefoneren met een buitenaards wezen
Naakt in de balletklas
Het Oeioeioei-drempeltje
Eurovisie
Een oprecht mens