By Arnold Jansen op de Haar
It’s Monday 10 October and within the next few minutes they’ll announce the winner of the Nobel Prize for Economics. Strictly speaking economics isn’t a science otherwise things would have been going better by now.
Economics can describe what has happened, in that case it should be called the Nobel Prize for History, but this doesn’t exist. Economics can also deal with the actual figures, but then it is more like a Nobel Prize for Mathematics. Unfortunately there is no Nobel Prize for Mathematics, Alfred Nobel didn’t fancy establishing one for personal reasons.
Ha, they’re announcing the winners: two Americans, Sims and Sargent, for ‘their empirical research on cause and effect in the macro-economy’. We’ll keep our fingers crossed that they can predict things as well.
Even classifying economics leads to confusion; in the Netherlands it is listed under social sciences but in Belgium it’s part of behavioural sciences.
Actually, the Nobel Prize for Economics isn’t strictly speaking a Nobel Prize, it is a prize that was awarded for the first time in 1969 by the Swedish Central Bank.
Alfred Nobel did establish the Nobel Prize for Literature. Obviously, it’s also a very subjective prize and being local helps as there are no less than six Swedish Literature Nobel Prize laureates. This year the prize was awarded to Swedish poet Tomas Tranströmer. A wonderful poet but his books were no longer in print from his Dutch publisher.
In 2005, Harold Pinter won the Nobel Prize for Literature. This was a bit late and Pinter was already very ill but it was influenced by his criticism of the war in Iraq.
Printer received the prize at a point when his political believes were fashionable. Yet, he wasn’t a writer who wrote about big events, instead he was a master at describing a ‘little war’, disputes between individuals.
In 1958, Harold Pinter’s first major play The Birthday Party was panned by London critics, and nearly caused the end of his career as a playwright. In due cause the play became a classic.
It was Harold Hobson, then the drama critic of The Sunday Times, who, in 1958, was the only one to see The Birthday Party’s greatness, and to acknowledge Pinter’s writing skills.
Recently, a young Dutch actor of Moroccan descent won a major Dutch film award: the Golden Calf. In his acceptance speech he said: ‘I’m Dutch, I’m proud of my Moroccan inheritance, I’m a muslim and I’m standing here with a f…ing Golden Calf’. He received a standing ovation.
That’s the odd thing about prizes, first a few people have to decide something is good before the rest will follow, and even then. Would President Obama still be glad about having received the Nobel Prize for Peace? At the moment he, together with his spouse, is featured on ‘best-dressed persons’ lists.
This makes me think of a poem by Dutch writer Gerard Reve (1923-2006).
If a cardinal farts they say,
‘My god, what a lovely smell,
just as if someone is frying liver with onions.’
I’m not so keen on this type of Catholic.
I have the same feeling about royal personages. People proclaim: ‘What a wonderful dress!’ Whereas everyone can conclude that the personage is dressed in what looks like a curtain. So that I mutter in front of the TV, ‘You can’t actually go out dressed like that.’
I love the Harold Hobson’s of this world, people who make up their own mind.
Six months ago my publisher asked if I could read a manuscript. I was immediately taken with it.
Today the printed book arrived and I wish I could establish a prize, one for the best collection of short stories I have read in a long time. The writer is aging but it is not yet too late.
The stories belong together; they describe a small community in the Midlands in the sixties, they’re about a world that has disappeared and which had a firm belief in a better future. They are funny as well as moving. Top of the Sixties by David Ayres. Remember the name, or make up your own mind.
© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
You can leave your comment on our forum.
Economie kan beschrijven wat er gebeurd is. Men zou het dan de Nobelprijs voor Geschiedenis moeten noemen. Maar die bestaat niet. De economie kan ook over de cijfers zelf gaan. Maar dan is het meer de Nobelprijs voor Wiskunde. Helaas bestaat ook de Nobelprijs voor Wiskunde niet. Alfred Nobel had daar om persoonlijke redenen geen zin in.
Ah, ik hoor net wie de winnaars zijn: twee Amerikanen (Sims en Sargent), ‘voor hun empirisch onderzoek over oorzaak en gevolg in de macro-economie’. En nou maar hopen dat ze ook iets kunnen voorspellen.
Zelfs het indelen van economie als wetenschap levert verwarring op. In Nederland behoort economie tot de sociale wetenschappen, in Vlaanderen tot de gedragswetenschappen.
De Nobelprijs voor de Economie is dan ook geen echte Nobelprijs. Het is een prijs van de Zweedse centrale bank. In 1969 werd hij voor de eerste keer uitgereikt.
De Nobelprijs voor Literatuur is ingesteld door Alfred Nobel zelf. Ook een zeer subjectieve prijs natuurlijk. Dicht bij het vuur zitten helpt. Zo zijn er maar liefst zes Zweedse Nobelprijswinnaars voor Literatuur. Dit jaar won de Zweedse dichter Tomas Tranströmer. Een geweldige dichter maar zijn Nederlandse uitgever had zijn boeken niet eens meer in druk.
Harold Pinter won in 2005 de Nobelprijs voor Literatuur. Dat was een beetje laat. Pinter was toen al ernstig ziek. En het had ook te maken met zijn kritiek op de oorlog in Irak.
Pinter kreeg de prijs op het moment dat zijn politieke opvattingen salonfähig waren. Maar hij was geen schrijver over grote gebeurtenissen. Hij was juist een meester in het beschrijven van de kleine oorlog, de oorlog tussen individuen.
Harold Pinters eerste grote toneelstuk The Birthday Party werd in 1958 in Londen zo slecht ontvangen dat het bijna het einde betekende van zijn carrière als toneelschrijver. Later werd het stuk een klassieker.
Harold Hobson, de toneelrecensent van The Sunday Times, zag in 1958 als enige hoe goed The Birthday Party was, hoe goed Pinter was.
Onlangs won een jonge Nederlandse acteur van Marokkaanse afkomst een belangrijke Nederlandse filmprijs: het Gouden Kalf. In zijn dankwoord zei hij: ‘Ik ben een Nederlander. Ik ben trots op mijn Marokkaanse bloed. Ik ben een moslim en ik sta hier met een f…ing Gouden Kalf.’ Een staande ovatie viel hem ten deel.
Dat is het gekke met prijzen. Eerst moeten anderen zeggen dat iets goed is, dan pas volgt de rest. En zelfs dan. Zou president Obama nog steeds blij zijn met zijn Nobelprijs voor de Vrede? Nu duikt hij zelfs samen met zijn echtgenote op in lijstjes van ‘best geklede paren’.
Ik moet opeens denken aan een gedicht van de Nederlandse schrijver Gerard Reve (1923-2006).
Als de kardinaal een scheet heeft gelaten, zeggen ze:
‘Sjonge, jonge, wat ruikt het hier lekker,
net of iemand lever met uien staat te bakken.’
Dat soort katholieken, daar ben ik niet dol op.
Bij types van koninklijken bloede heb ik dat ook altijd. Dan roept men: ‘Wat een schitterende jurk!’ Terwijl iedereen kan constateren dat men wederom een gordijn heeft aangetrokken. ‘Je kunt er eigenlijk niet mee over straat,’ mompel ik dan thuis voor de tv.
Ik houd van de Harold Hobsons van deze wereld, van mensen die zelf oordelen.
Een half jaar geleden vroeg mijn uitgever mij of ik naar een manuscript kon kijken. Ik was gelijk enorm enthousiast.
Vandaag is het boek gearriveerd. Ik zou een prijs willen instellen. De prijs voor de beste bundel korte verhalen die ik in lange tijd gelezen heb. De schrijver is al oud. Maar het is nog niet te laat.
De verhalen horen bij elkaar. Ze gaan over een kleine gemeenschap in de Midlands in de jaren zestig, over een verdwenen wereld waar men dacht dat alles beter zou worden. Ze zijn grappig en ontroerend tegelijk. Top of the Sixties, van David Ayres. Onthoud die naam. Of oordeel zelf.
© Arnold Jansen op de Haar
U kunt reageren op ons forum.
Eerdere columns: