By Arnold Jansen op de Haar
I recently watched an interview on BBC Breakfast with a representative of the Cloud Appreciation Society and the author of a book called Clouds That Look Like Things.
Viewers responded by sending in an enormous quantity of photos of clouds with recognisable shapes, such as dolphins, rabbits and ‘Margaret Thatcher’.
Seeing an identifiable object in the shape of a cloud is perfectly normal. We know from the invention of the Rorschach test, a psychological test which asks people to interpret the shape of inkblots, that this is partly due to projection or misperception. Not surprisingly, the inkblot resembles something that is very much in your thoughts. The same is obviously also true for clouds, so that you suddenly think: aha, two copulating rabbits.
Interpreting inanimate objects isn’t confined to clouds. There was once a woman in Florida who saw the image of the Virgin Mary on a piece of toast, and Jesus has been spotted on a cheese pizza.
It’s very human to attribute emotions to inanimate objects. I remember my Aunt Jeanne saying that Uncle Wim had taken ‘Betsy to the bathroom’. Betsy was a detergent, but even so.
It all starts when you are very young; in my case it centred on Pim Pam the Doll. Pim Pam was a somewhat grubby, faded rag doll, handmade by my aunt, but for some years Pim Pam was an important person in my life.
I don’t know what has become of Pim Pam, but thinking about it makes me feel emotional. I can form quite an attachment to inanimate objects; ashtrays, for example.
One of these ashtrays belonged to my grandfather, a grandfather who would have liked to be a writer. Because I light up rather a lot of cigars, not a day goes past without my thinking of him. Another is a silver ashtray bought on Portobello market, a present from my sister. This ashtray is so splendid that I have never used it.
That’s why I can’t throw anything away; for example, a purple bracelet that a woman of my own age has put around my bicycle handlebars and a beer mat with her kiss in lipstick. They’ve now been added to my archive.
And Uncle Henk’s permanent resting place is under my desk. Well, not Uncle Henk in person, but his personal paperwork. He left it to me in his will; Uncle Henk and Aunt Wil didn’t have any children.
Returning to ashtrays just for a moment, the one time I take someone home, the first thing she does is to take the silver-ashtray-not-for-use onto the balcony to smoke a cigarette. She put the ashtray right on the edge. I didn’t say anything, but I knew my ashtray was afraid of heights. Well, I can even become attached to Mr Soapy.
I have to explain this so that you don’t get the wrong end of the stick. Mr Soapy is a handwash in a pump-bottle. Actually, it’s just called Soapy. There is also Mr Soapy for children, but it doesn’t have a nozzle, just a cheerful picture. I’m talking about Soapy for grown-ups with a nozzle: my ‘Mr Soapy’.
For years I wouldn’t go on a camping trip because I ‘had my fill of camping in the army’. I had finished with camping. A few years ago I went back to it and, to my amazement, I enjoyed it. It was the perfect environment to make me do absolutely nothing, and that’s when Mr Soapy entered my life.
Mr Soapy turned out to be very handy on the campsite. No need to put a piece of soap down on dirty washbasins, and besides, Mr Soapy looked quite amusing, like a small man with a long nose wearing a cap. Mr Soapy went with us everywhere; he was allowed to travel on the car dashboard, because it gave him a ‘better view’.
Now I catch myself feeling a bit sorry for him every time I see Soapy (Mr Soapy) on the supermarket shelves. Don’t tell anyone, but I’ve recently spotted Mr Soapy as a cloud and I was reminded of holidays under a clear blue sky. Maybe I should consider writing a book: The Importance of Mr Soapy and Other Inanimate Objects.
© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
You can leave your comment on our forum.
De kijkers zonden daarop massaal foto’s van wolken waarin je iets kon zien, zoals dolfijnen, konijnen en ‘Margaret Thatcher’.
Dat je iets in een wolk kunt zien is heel normaal. Dat kan deels projectie zijn, of misperceptie, weet men sinds de Rorschachtest, een psychologische test waarbij men moet beschrijven wat een inktvlek oproept. En verdomd, de inktvlek roept een beeld op dat allang in je hoofd zit. Zo gaat dat natuurlijk ook met wolken. Dat je opeens denkt: ha, twee copulerende konijnen!
Iets in levenloze dingen zien beperkt zich niet alleen tot wolken. Zo was er ooit een vrouw uit Florida bij wie de Heilige Maagd op het geroosterde brood was verschenen. En Jezus is al gesignaleerd in een kaaspizza.
Het toekennen van emoties aan levenloze dingen is iets menselijks. Ik herinner mij tante Jeanne die zei dat oom Wim ‘met Betsy naar de badkamer was’. Betsy was een schoonmaakmiddel, maar toch.
Het begint al in je vroegste jeugd. Bij mij was dat Pim Pam de Pop. Pim Pam was een beetje een smoezelige, vale, door een tante in elkaar genaaide lappenpop, maar enige jaren was Pim Pam een belangrijke persoon in mijn bestaan.
Waar Pim Pam is gebleven, weet ik niet. Als ik daar nu aan denk, schiet ik vol. Ik kan mij enorm hechten aan levenloze dingen. Aan asbakken bijvoorbeeld.
Eén asbak is van mijn grootvader, de grootvader die schrijver wilde worden. Omdat ik nogal veel sigaren opsteek, is er geen dag dat ik niet aan hem denk. En er is een zilveren exemplaar dat ik van mijn zus gekregen heb, gekocht op Portobello Road. Die asbak is zo mooi dat ik hem nooit gebruikt heb.
Daarom kan ik ook niets weggooien, zoals een paars armbandje dat een meisje van mijn eigen leeftijd om het stuur van mijn fiets heeft gedaan en een bierviltje met haar zoen in lippenstift. Die bevinden zich inmiddels in mijn archief.
En ome Henk zit voor altijd onder mijn bureau. Niet oom Henk zelf natuurlijk, maar zijn persoonlijke papieren. Die heeft hij mij nagelaten. Oom Henk en tante Wil hadden geen kinderen.
Nog even over die asbakken. Ik neem eindelijk iemand mee naar huis en het eerste wat ze doet is de-zilveren-asbak-die-niemand-mag-gebruiken meenemen naar het balkon om een sigaret te roken. De asbak stond op het randje. Ik heb niets gezegd maar ik voelde de hoogtevrees van mijn asbak. Nou ja, ik kan al gehecht raken aan Mr. Soapy.
Dat moet ik even uitleggen, opdat u geen verkeerd beeld krijgt. Mr. Soapy is een busje vloeibare zeep met een pompje. Eigenlijk heet dat busje gewoon Soapy. Er is een Mr. Soapy voor kinderen, maar die heeft geen tuit, alleen een vrolijk plaatje. Ik bedoel de volwassen Soapy met tuit: mijn ‘Mr. Soapy’.
Jarenlang had ik niet gekampeerd omdat ik ‘genoeg had gekampeerd in het leger’. Ik was uitgekampeerd. Enige jaren geleden ben ik dat toch weer gaan doen. En het was nog fijn ook. Het bleek de enige mogelijkheid om mij helemaal niets te laten doen. En toen kwam Mr. Soapy in mijn leven.
Op de camping bleek Mr. Soapy heel handig. Zo hoefde je geen stuk zeep neer te leggen op vieze wastafels. En Mr. Soapy zag er grappig uit, het was net een mannetje met een lange neus en een pet. Mr. Soapy mocht op het dashboard van de auto overal mee naartoe, want dan had hij ‘een beter uitzicht’.
Nu betrap ik me erop dat elke keer als ik Soapy (Mr. Soapy) in een supermarktschap zie staan, ik een beetje medelijden met hem heb. En vertel het alsjeblieft niet door, maar ik heb onlangs Mr. Soapy gezien, als wolk. En ik dacht aan vakanties met een strak blauwe lucht. Misschien ga ik een boek schrijven: Het belang van Mr. Soapy en andere levenloze dingen.
© Arnold Jansen op de Haar
 window.___gcfg = {lang: 'en-GB'}; (function() {   var po = document.createElement('script'); po.type = 'text/javascript'; po.async = true;   po.src = 'https://apis.google.com/js/plusone.js';   var s = document.getElementsByTagName('script')[0]; s.parentNode.insertBefore(po, s); })();
U kunt reageren op ons forum.
Eerdere columns: