By Arnold Jansen op de Haar
My Japanese earthquake was called Kimiko and happened 25 years ago. All of a sudden, dressed in a kimono, she appeared on my parents’ doorstep.
During the previous year I had been on a Japan study tour. For two weeks, together with a fellow student, I travelled with our guide Toshihiro. My impression of Japan, like a photo, was fixed during those two weeks.
At the Tokyo Correspondents Club a Dutch reporter explained that in Japan women’s terms of speech differ from men’s. He had learned the language from his wife, hence he regularly caused confusion: although he spoke good Japanese, he sounded like a woman.
I am not sure if my memories are accurate. It is what I remember from 26 years ago and, as you know, our memories are unreliable.
Impressions of ice-cold pineapple on a stick bought at a stall; it was hot. Images of a huge bath in the Ryokan, a traditional Japanese inn with rice-paper walls. The water looked like a grey soup with flakes, hence my fellow student drained the bath and filled it again. The Ryokan was up in arms: ‘Who emptied the bath?’ shouted the proprietor.
We spent the entire day with Toshi and two girlfriends. One was called Kimiko, she was very amusing.
‘I believe I’m drunk,’ said my travel companion when we arrived back at the Ryokan. It is strange but when experiencing an earthquake you first of all think something is wrong with you. But it wasn’t us; the room moved.
The next day Toshi took us to the home of a professor at Tokyo University. The professor had retired and said, ‘I may have fought against your father.’ Further clarification followed, ‘In Indonesia.’ I had to admit this wasn’t the case and the look on his face showed his regret; we would have had something in common.
He asked if I would like to wear his important decoration so that we could have our picture taken. I thought, I hope it isn’t a war decoration. I must have declined because in the picture only the professor is wearing a medal.
Yet there are pictures of me posing with a samurai sword, one of a Japanese major-general cooking us noodles, and quite a few with Kimiko in a kimono. In every photo she is smiling at me.
Japan looked very modern; yet underneath it all was another Japan, a much older Japan. This was a Japan with girls bowing in department stores; deafening silence in a packed metro; people stopping you in the street to practise their English; breakfast of fish soup, fruitcake and milk; a temple just around the corner; pouring one’s heart out after three glasses of beer. Kimiko’s Japan, but how well did I get to know it?
A year later Kimiko, dressed in a kimono, appeared on my parents’ doorstep. I took her out for dinner in a local hotel. ‘We could take a room,’ she said. I replied that she could stay with my parents. I was 24 and everything was still up in the air.
The next day I had to go abroad for a week and my parents showed her most of the Netherlands. At breakfast, due to a mutual communication problem, Kimiko piled every kind of filling on one piece of bread. ‘Delicious!’ she said; maybe this fixed her picture of the Netherlands.
Meanwhile I have found Toshi on LinkedIn. He has added another contact after the earthquake; he is safe. I have a few Japanese watercolours on display in my flat, gifts from the professor, and a Japanese doll wearing a kimono from Kimiko. I still have her pictures and it is only now that I notice how lovely she was. While watching events unfold on TV, I realised we could have had Japanese children. Suddenly I pictured myself: I spoke a sort of Japanese which sounded very feminine.
© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
You can leave your comment on our forum.
Een jaar eerder was ik op studiereis in Japan. Twee weken lang werd ik samen met een studiegenoot rondgeleid door onze gids, Toshihiro. Mijn beeld van Japan is 26 jaar geleden in die twee weken als een foto bevroren.
Op de persclub in Tokyo vertelde een Nederlandse correspondent dat vrouwen in Japan een ander taalgebruik hebben als mannen. Hij had de taal van zijn Japanse vrouw geleerd. Regelmatig zorgde dat voor consternatie: hij sprak wel goed Japans maar het klonk zo vrouwelijk.
Ik weet niet of alles wat ik me herinner klopt. Het is mijn geheugen van 26 jaar geleden. En zoals u weet is het geheugen onbetrouwbaar.
Het was warm. Beelden van met ijs gekoelde stukjes ananas op een stokje. Gekocht van een kraampje. Beelden van het enorme bad in de ryokan, een traditionele Japanse herberg met wanden van rijstpapier. Het water zag eruit als grijze soep, met schilfers. Mijn studiegenoot liet het water weglopen en vulde het bad weer. De ryokan was in rep en roer. ‘Wie heeft het bad laten leeglopen?’ riep de eigenaar.
We gingen een hele dag op stap met Toshi en twee vriendinnen. De een heette Kimiko. Ze was erg grappig.
‘Ik geloof dat ik dronken ben,’ zei mijn studiegenoot bij terugkomst in de ryokan. Het rare bij een aardbeving is dat je eerst denkt dat er iets met jezelf aan de hand is. Maar het lag niet aan ons, de kamer bewoog.
Toshi nam ons de volgende dag mee naar het huis van een hoogleraar van de Universiteit van Tokyo. De professor was met emeritaat. ‘Misschien heb ik nog tegen je vader gevochten,’ zei de professor. ‘In Indonesië,’ verduidelijkte hij. Ik moest ontkennend antwoorden. Aan zijn blik zag ik dat hij het jammer vond. Dan hadden we iets gezamenlijks gehad.
Of ik dan tenminste niet even zijn hoge onderscheiding om wilde. Dan konden we samen op de foto. Het zal toch geen oorlogsonderscheiding zijn? dacht ik. Ik moet geweigerd hebben want op de foto’s draagt alleen de professor een medaille.
Wel zijn er foto’s waarop ik poseer met een samoerai zwaard, er is een foto met een Japanse generaal-majoor die noedels voor ons kookt en er is een hele serie met Kimiko, in kimono. Op elke foto lacht ze naar me.
Japan zag er modern uit. Onder de oppervlakte zat een ander Japan, een Japan dat veel ouder was. Het Japan van de buigmeisjes bij het warenhuis; van de doodse stilte in een enorm drukke metro; van mensen die je midden op straat aanspreken om hun Engels te oefenen; van een ontbijt met vissoep, krentenbrood en melk; van opeens een tempel om de hoek; en van diepe ontboezemingen na drie biertjes. Het Japan van Kimiko. Maar hoe dichtbij was ik gekomen?
Een jaar later stond Kimiko bij mijn ouders in Nederland voor de deur. In kimono. Ik ben met haar gaan eten in een plaatselijk hotel. ‘We kunnen ook een kamer nemen,’ zei ze. Ik zei dat ze bij mijn ouders kon logeren. Ik was 24. Niets stond nog vast.
De volgende dag moest ik een week naar het buitenland. Mijn ouders hebben haar Nederland laten zien. Kimiko stapelde door een algehele spraakverwarring bij het ontbijt alle beleg op één boterham. ‘Delicious!’ zei ze. Misschien is haar beeld van Nederland daar bevroren.
Toshi heb ik inmiddels op linkedin gevonden. Na de aardbeving voegde hij nog een nieuw contact toe aan zijn lijst. Hij is veilig. In mijn flat hangen een paar Japanse aquarellen. Van de professor. En een Japans poppetje in kimono. Van Kimiko. Ik heb haar foto’s nog. Nu pas zie ik hoe leuk ze was. We hadden Japanse kinderen kunnen hebben, dacht ik bij de beelden op tv. En opeens zag ik mezelf: ik sprak een soort Japans dat erg vrouwelijk klonk.
© Arnold Jansen op de Haar
U kunt reageren op ons forum.
Eerdere columns: