Skip to main content

Axel Graafland 18

Axel Graafland 18

July 15, 2014

By Pieter Thomassen

Don Carlo hails from Curacao. Axel can’t tear his eyes away from him when he looks with his neighbour for fern imprints on the stone dump near the Silver Stream. His skin is jet black, his lips and the palms of his hands are salmon pink, and he has a velvety accent. The mining engineer, clad in a bespoke suit, eagle-eyed inspects the Oranje Nassau III mine’s rubbish heap in search of fossils. With his showy stick he points out a long black stalk. ‘Look boy, that’s a Calamites, a bamboo from the Carboniferous. It could grow up to thirty metres in height, it’s three-hundred-million years old.’ He separates the seven last syllables in a pompous staccato to emphasise eternity. ‘Dug up from seven-hundred metres below the surface,’ he growls in a sonorous voice.
      He drops on his haunches in order to look Axel in the eyes. ‘Would you like to hear a marvellous mineworkers’ story?’ The boy looks at him dreamily. ‘In Sweden, they found the body of a young miner who had been missing for a very long time. His dead body still looked very much the same as on the day of the accident. Mine water had protected him from decay.’ Don Carlo pulls a bit of pollen from underneath a fern leaf. Thoughtfully he purses his lips coloured with the rising sun. ‘Nobody recognises the man, until an old lady faints. She was his fiancée 49 years ago.’
      At twilight, Don Carlo and his wife drink a glass of rum on the balcony. Axel, enjoying a glass of squash, studies a painting created by his host. He sees chimneys, mineshafts, and a vermilion mine dump.

© Pieter Thomassen
© Translation Holland Park Press

Axel 17Axel 16 Axel 15Axel 14Axel 13Axel 12Axel 11Axel 10Axel 9Axel 8Axel 7Axel 6Axel 5Axel 4Axel 3Axel 2Axel 1

Don Carlo komt uit Curaçao. Wanneer Axel met zijn buurman op de steenberg bij de Zilverbeek naar varenafdrukken speurt, kan de jongen zijn ogen niet van hem afhouden. Zijn huid is gitzwart, zijn lippen en handpalmen zalmroze, zijn tongval fluweel. Met arendsoog inspecteert de mijningenieur in maatpak de stort van de Oranje Nassau III op zoek naar fossielen. Met zijn flaneerstok wijst hij een lange zwarte stam aan. ‘Kijk jongen, daar ligt een calamites, een rietstengel uit het Carboon. Kon dertig meter hoog worden, drie-hon-derd-mil-joen-jaar-oud.’ De laatste zeven lettergrepen scheidt hij in gewichtig staccato alsof hij de eeuwigheid wil scanderen. ‘Gedolven op zevenhonderd meter diepte,’ bromt hij met bronzen stem.
      Hij gaat op zijn hurken zitten om Axel recht in de ogen te zien. ‘Wil je een mooi mijnwerkersverhaal horen?’ De knaap kijkt hem dromerig aan. ‘In Zweden werd in een mijngang het lichaam gevonden van een jonge houwer die al heel lang vermist werd. Zijn lichaam zag er nog bijna net zo uit als op de dag dat hij verongelukte. Mijnwater had hem tegen bederf beschermd.’ Don Carlo plukt een sporenbolletje onder een varenblad vandaan. Bedachtzaam tuit hij zijn lippen met de kleuren van de dageraad. ‘Niemand weet wie die man is. Tot er een oude vrouw naast zijn baar flauwvalt. Zij was 49 jaar eerder zijn verloofde.’
      Bij zonsondergang drinken Don Carlo en zijn vrouw een glas rum op het balkon. Axel bestudeert met een glaasje ranja een schilderij van de hand van de heer des huizes. Hij ziet schoorstenen, schachten, en een mijnberg in vermiljoenrood.

© Pieter Thomassen

Axel 17 - Axel 16 - Axel 15 - Axel 14 - Axel 13 - Axel 12 - Axel 11 - Axel 10 - Axel 9 - Axel 8 - Axel 7 - Axel 6 - Axel 5 - Axel 4 - Axel 3 - Axel 2 - Axel 1