By Pieter Thomassen
Every Saturday afternoon Axel’s father pays his weekly visit to his mother. With his son on the back seat, his club-feet face a heavy task, having to turn the pedals in order to climb Witch Hill. He always buys a two-litre tub of ice cream at La Veneziana, and Axel feels its chill against his stomach, every time a pedal is turned. Mumsy – a nickname her children gave her – only accepts Malaga.
When she spots her son, she raises a spindly arm from among her Cyclamen plants. She doesn’t kiss him. Axel smells the musty air which wafts in through the corridor from the sitting room and the damp utility room, and casts a jittery glance up the dark staircase to silent bedrooms with unslept waiting beds. Mumsy rummages through her empty nest like a creaky bird in a shapeless blue dress. Apart from Axel’s father, she has outlived all her children.
Her dolls, their mouths wide open, stare at Axel from the windowsill, while she steadily eats the ice cream. The dolls’ glass eyes open and close framed by fluttering lashes. The pendulum clock ticks the time to pieces.
Then mumsy gets out of her chair. She walks to the photo placed on the left of the clock, to kiss her daughter Riet, who had managed to drown in the river Geul at low water. Next, she strokes the silver frame placed on the right of the clock which contains an oval sepia picture of her son Jan who died so young. ‘Mumsy, do you also have a picture of granddad?’ Axel asks, but his words don’t seem to register.
That evening, Axel’s mum explains why granddad and mumsy no longer live together. Grandad is staying in Venray’s madhouse because he has hit a policeman over the head with a beer bottle.
© Pieter Thomassen
© Translation Holland Park Press
Axel 14 – Axel 13 – Axel 12 – Axel 11 – Axel 10 – Axel 9 – Axel 8 – Axel 7 – Axel 6 – Axel 5 – Axel 4 – Axel 3 – Axel 2 – Axel 1
Tussen haar cyclamen heft ze harkerig een arm wanneer ze haar zoon in het oog krijgt. Ze kust hem niet. Axel ruikt de muffe lucht die vanuit de huiskamer en de vochtige bijkeuken de gang binnenstroomt en kijkt schichtig op naar het donkere trapgat waar de stille slaapkamers met de onbeslapen bedden wachten. Als een stramme vogel scharrelt moeke in een vormeloze blauwe jurk door haar lege nest. Op Axels vader na heeft ze al haar kinderen overleefd.
Terwijl ze het ijs gestaag naar binnen schept, staren haar poppen Axel vanaf de vensterbank met open monden aan. Hun glazen ogen gaan open en dicht achter deinende wimpers. De staartklok tikt de tijd aan stukken.
Dan staat moeke op uit haar stoel. Ze loopt naar de foto links van de klok om haar dochter Riet te zoenen die zichzelf bij laagwater in de Geul heeft weten te verdrinken. En vervolgens streelt ze rechts van de klok de zilveren lijst met het sepia ovaal van haar zo jong gestorven zoon Jan. ‘Heeft u ook een foto van opa, moeke?’ vraagt Axel, maar zijn woorden lijken niet tot haar door te dringen.
’s Avonds legt mama Axel uit waarom opa en moeke niet meer bij elkaar wonen. Opa zit in Venray in het gekkenhuis, omdat hij een politieman met een bierfles op zijn hoofd heeft geslagen.
© Pieter Thomassen
Axel 14 - Axel 13 - Axel 12 - Axel 11 - Axel 10 -Axel 9 - Axel 8 - Axel 7 - Axel 6 - Axel 5 - Axel 4 - Axel 3 - Axel 2 - Axel 1