By Arnold Jansen op de Haar
© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
You can leave your comment on our forum.
Previous columns:
The Poet and the Perpetrator
Geert Wilders – The Movie
Don’t do it Amy
Breakfast with Kate
Zsa Zsa Gábor (93) is deze week uit bed gevallen en heeft daarbij een aantal botten gebroken. Ergens in mijn hoofd stond het beeld gegrift van een wonder der plastische chirurgie met een poedel op de arm. Maar dat was een herinnering uit mijn jeugd. Ik wist eigenlijk niet dat ze nog leefde.
Zsa Zsa is wat je in het Engels een socialite noemt: iemand die in de hoogste kringen verkeert maar van wie je eigenlijk niet precies weet waarom. Zsa Zsa Gábor was de Paris Hilton van haar tijd. Soms acteren socialites in een film maar dat komt alleen door hun uiterlijk en goede connecties.
Zsa Zsa was een tijdje getrouwd met de overgrootvader van Paris Hilton, waardoor ze haar stiefovergrootmoeder is. Elke keer als ze van man wisselde kwam ze in het nieuws. Ze is dan ook bekend van de uitspraak: ‘I am a perfect housekeeper, everytime I divorce I keep the house.’ (‘Ik ben een perfecte huishoudster, elke keer als ik ga scheiden houd ik het huis.’) Ik vind het wel een mooi einde voor een socialite: op het einde van je leven uit bed vallen.
In het Nederlands bestaat geen woord voor socialite. Misschien is het land te klein om alleen van beroemdheid te kunnen leven. Ik ken slechts één geval: Marijke Helwegen. Tot vorig jaar deed ze PR-werk voor een plastisch chirurg. Helwegen is zelf inmiddels zo verbouwd dat ze eruitziet als Betty Boop. Ze schijnt tegenwoordig met duiven op te treden. ‘Marijke en haar duiven zijn nu te boeken voor al uw evenementen’. Waarom is niet geheel duidelijk.
Zsa Zsa Gábor was altijd al een moderne socialite. Met ‘modern’ bedoel ik: een socialite die eigenlijk niks kan. Je had in haar tijd ook socialites die wel iets konden: Sophia Loren, Catherine Deneuve of Audrey Hepburn bijvoorbeeld. Die konden tenminste acteren.
Paris Hilton schijnt af te stammen van Karel de Grote. Eenderde van de West-Europese bevolking is een nakomeling van hem, dus zo heel bijzonder is dat ook weer niet. Het gekke is dat we door de bladen alles weten over socialites en hun familieverbanden, maar de meeste mensen weten nauwelijks iets van hun eigen familiegeschiedenis.
Mijn grootvader van moederszijde werd geboren in 1882 en overleed in 1946. Ik ben in 1962 geboren en heb hem dus niet gekend. Toch weet ik alles over hem via mijn moeder (86) en tante Ted (84). Zo had opa Jacques graag nog eens een boek geschreven. Tante Ted is kinderloos en beheert zijn archief. Laatst zei ze tegen me: ‘Als ik dood ben, moet je zijn brieven lezen. Die zijn schitterend.’
Oom Henk heeft de stamboom van vaderszijde uitgezocht. Hij is tot 1737 gekomen. Op het eind van zijn leven raakte hij de weg een beetje kwijt. Toen zat hij met de stamboom opeens aan het begin van de jaartelling, bij de Kaninefaten. Oom Henk is inmiddels dood en zit samen met de Kaninefaten in een doos onder mijn bureau. Niet oom Henk zelf natuurlijk, maar zijn archief. Hij heeft het mij nagelaten omdat ik schrijver ben. Ik zou graag tegen oom Henk willen zeggen dat hij nog niet vergeten is.
Ik heb geen kinderen. Ik ben de laatste in de lijn. Op een dag krijg ik het archief van tante Ted. En hoe moet het straks verder met oom-Henk-in-een-doos?
Ik denk dat ik Paris Hilton ga bellen. ‘Zou het niet geweldig zijn als wij samen kinderen kregen met jouw uiterlijk en mijn hersens?’ Net als in dat apocriefe verhaal toen Marilyn Monroe dat tegen Einstein zei. ‘Maar het kan ook andersom,’ zou Einstein toen gezegd hebben. Nou ja, aan kinderen kun je iets doorgeven.
Ik heb een hele lange stamboom. Daar valt Paris misschien voor. Karel de Grote frommel ik er nog wel tussen. Of ik kan tegen haar zeggen dat ik de laatste der Kaninefaten ben. Ook tamelijk indrukwekkend. Het wordt vast een wonderlijk gesprek: ‘Ik bel je omdat Zsa Zsa Gábor uit bed is gevallen!’
© Arnold Jansen op de Haar