By Arnold Jansen op de Haar
On Sunday 5 August, Holland Park Press had a stall at Deventer Book Market in the Netherlands, ‘the largest book market in Europe’. The publisher had travelled from London and I was there too.
The Dutch are a bit blunter than the English. So the first time a man said ‘I’ve never heard of you’ (without exception, the people who made this remark were men) I tried to explain who I was.
When the third man came along I began to answer with: ‘I haven’t heard of you either.’ ‘But I’m not a writer,’ he muttered in response.
There were variations on ‘I’ve never heard of you’, such as ‘Does it pay?’ and ‘My mother-in-law’s name is also Jansen op de Haar.’
A number of people said: ‘Do you recognise me?’ Luckily I came up with the right names, helped by the fact that some of the people had hardly changed in thirty years. I have, of course, but I was standing next to a poster with my name on it.
I had just begun to worry about not being able to remember the names of certain old acquaintances when suddenly the sixth ‘I’ve never heard of you’ person appeared. This time I decided to change tack, so I said: ‘You must have heard of Isaac Bashevis Singer.’ ‘No,’ he admitted grumpily. ‘He’s a Nobel Literature Prize laureate,’ I said. ‘I don’t read literature,’ the man replied in a friendlier manner, ‘I only read philosophy.’
It made me think of Usain Bolt. Imagine: he’s walking around London wearing the official Jamaican Olympic tracksuit, and everyone is taking pictures of him. A man who doesn’t recognise Bolt approaches him and asks: ‘Should I have heard of you?’ ‘I’m a sprinter,’ Usain replies. ‘Well, I never watch sport,’ says the man who asked the question. So why does he ask?!
Of course I’m no Usain Bolt, and the only time I run as fast as Usain Bolt is when a train stops in front of the window of my flat just as I emerge stark naked from the bathroom.
It was glorious weather in Deventer, and the book market got busier and busier. An afternoon full of total strangers who were very interested, fans, good friends from days gone by, very elderly aunts who worked their way through a 125,000 strong crowd to reach our stall, one girlfriend and one character out of a novel.
It was towards the end of the day; we had just survived a torrential shower and I was taking the chairs back to the car. A woman presented herself to the publisher and picked a copy of De koning van Tuzla, looking for a passage to show to her daughter.
The publisher tried to explain what the novel was all about but the woman said: ‘I absolutely refuse to buy this book!’ And then she added: ‘But please give Arnold my regards.’ ‘That’s OK, but I need to know who you are,’ the publisher replied. The woman answered: ‘Tell him I’m E’s ex-wife.’
Afterwards the publisher told me about the encounter. We decided she must have been ‘the woman with the plaits’, even though she no longer wore her hair in plaits. This reminded me of Sebastian Barry at the Edinburgh Book festival last year: he told us that his grandfather had never spoken to him again after the publication of one of his novels, because ‘it was all about his grandfather’.
In the case of the woman with the plaits only a short passage was involved:
Since the previous evening something had been brewing. Once, when drunk, Eddy had confided to the others what he found the biggest turn-on. ‘And I always pull her plaits,’ he had added.
Every time they passed a girl after that Lex would yell: ‘Look Eddy, plaits!’ giving him a dig in the back.
There is one other short passage involving plaits but that one is even worse.
Let’s set up a support group for Deeply Disappointed Characters from Novels. I would like to tell the woman formerly sporting plaits: ‘A novel is fiction but a column is about reality.’ Actually, my publisher thinks you still look wonderful even without plaits.
© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
Nederlanders zijn een tikkeltje directer dan Engelsen. Dus bij de eerste man die ‘ik ken je niet’ zei (het waren zonder uitzondering mannen die dat zeiden), probeerde ik nog uit te leggen wie ik was.
Bij de derde begon ik te zeggen: ‘Ik ken u ook niet.’ ‘Maar ik ben geen schrijver,’ mompelde hij.
Er waren ook variaties op ‘ik ken je niet’, zoals ‘kun je ervan leven’ en ‘mijn schoonmoeder heet ook Jansen op de Haar’.
Een aantal mensen zei: ‘Ken je mij nog?’ Gelukkig produceerde ik de juiste namen. Dat kwam ook omdat sommige mensen na dertig jaar nauwelijks veranderd waren. Ik wel natuurlijk, maar ik stond naast een poster met mijn eigen naam.
Ik begon me net zorgen te maken over het feit dat ik van sommige oude bekenden de naam niet zou weten toen opeens ‘ik ken je niet’ nummer zes voor mijn neus stond. Ditmaal besloot ik het over een andere boeg te gooien. ‘Kent u Isaac Bashevis Singer dan wel?’ vroeg ik hem. ‘Nee,’ gaf hij een beetje nors toe. ‘Dat is een Nobelprijswinnaar voor Literatuur,’ zei ik. ‘Ik lees geen literatuur,’ zei de man nu vriendelijk. ‘Ik lees alleen filosofie.’
Ik moest even aan Usain Bolt denken. Stel: hij loopt in Londen in het officiële olympische tenue van Jamaica over straat. Iedereen fotografeert hem. Maar een man die hem niet kent stapt op hem af. ‘Moet ik u kennen?’ vraagt de man. ‘Ik ben een sprinter,’ zegt Usain. ‘Ja, maar ik kijk nooit naar sport,’ zegt de vragensteller. Vraag het dan niet!
Ik ben natuurlijk geen Usain Bolt. Het enige moment dat ik zo snel als Usain Bolt ben is als ik net poedelnaakt uit de douche stap en er een trein voor het raam van mijn flat stopt.
Het was schitterend weer en op de boekenmarkt werd het steeds drukker. Een middag met totaal onbekende belangstellenden, fans, goede vrienden uit lang vervlogen tijden, hoogbejaarde tantes die 125.000 mensen waren gepasseerd om onze kraam te bereiken, één vriendin en één romanpersonage.
Het liep tegen het eind. We hadden net een wolkbreuk overleefd en ik was de stoelen naar de auto aan het brengen. Er meldde zich een vrouw bij de uitgever. Ze pakte De koning van Tuzla en ging op zoek naar een passage om aan haar dochter te laten zien.
De uitgever wilde nog uitleggen waar de roman over ging maar de vrouw zei: ‘Dit boek koop ik beslist niet!’ En even later: ‘Maar doet u Arnold wel de groeten.’ ‘Dan moet ik wel weten wie u bent,’ zei de uitgever. ‘Zeg maar de ex van E.,’ zei de vrouw.
Later vertelde de uitgever mij over de ontmoeting. We reconstrueerden dat het waarschijnlijk ‘de vrouw met de vlechten’ betrof. Al droeg ze nu geen vlechten meer. Ik moest aan de Ierse schrijver Sebastian Barry denken. Die vertelde vorig jaar op het Edinburgh Book Festival dat zijn grootvader hem na de publicatie van een roman tot zijn dood niet meer had willen spreken omdat ‘het over hem ging’.
Bij de vrouw met de vlechten ging het om een fragment:
Sinds de vorige avond broeide er iets. Eddy had de anderen met zijn dronken hoofd toevertrouwd wat hij het allerlekkerst vond. ‘En dan trek ik altijd aan haar vlechten,’ had hij er nog aan toegevoegd.
Elke keer als ze daarna een meisje passeerden schreeuwde Lex: ‘Kijk Eddy, vlechten!’ en porde hem daarbij in zijn rug.
Er staat nog een kort fragment in over die vlechten. Dat is nog erger.
Laten we een Praatgroep Voor Zwaar Teleurgestelde Romanpersonages oprichten. Tegen de vrouw met de vlechten (en nu zonder) zou ik willen zeggen: ‘Een roman is fictie maar een column is de werkelijkheid.’ Mijn uitgever zegt trouwens dat je er ook zonder vlechten nog altijd heel leuk uitziet.
© Arnold Jansen op de Haar
 window.___gcfg = {lang: 'en-GB'}; (function() {   var po = document.createElement('script'); po.type = 'text/javascript'; po.async = true;   po.src = 'https://apis.google.com/js/plusone.js';   var s = document.getElementsByTagName('script')[0]; s.parentNode.insertBefore(po, s); })();
Eerdere columns: