By Arnold Jansen op de Haar
Can a book make you change your mind? That’s what occupied my thoughts after reading the new Ted Hughes biography by Jonathan Bate. The publication of this English biography almost coincided with that of Jij zegt het (It’s you who says it), a Dutch novel about Ted Hughes by Connie Palmen.
I was always on Ted Hughes’ side. So I was of the opinion that he was too harshly treated by the feminist movement. He was, more or less, considered to have murdered Sylvia Plath, his wife. Her suicide was his fault.
They ignored the fact that, throughout his entire life, he had championed and cherished her work. Besides, he had lost her and was left behind with two children. Enough to generate a bit of pity. And finally, he wrote the wonderful Birthday Letters about their relationship.
Even so, when reading the biography my feelings started to change. Jonathan Bate leaves the readers to draw their own conclusions. He describes the kind of man Ted Hughes was: a man who couldn’t commit himself.
His second wife also committed suicide and killed their young daughter too. In each case, Ted Hughes was with a lover. Often, Hughes had more than one lover at the same time and he would not make any choices. Actually, he always led a double life: family man and bohemian.
Is that enough to condemn someone? And to what extent can you blame someone else for a suicide?
Yet the picture of an egocentric man emerges from this biography. A man who on the one hand enjoyed the company of royalty and celebrities, and at the same time wanted to hold on to being a simple Yorkshire lad. A man who always kept something back. Until the fantastic Birthday Letters, but that was only towards the end of his life.
In this he way resembled Sylvia. She, too, wrote her best work just before she died. You could even say they both died from it, from their work.
Connie Palmen wrote a novel about Ted Hughes: Jij zegt het. It got excellent reviews in the Netherlands. I’m a fan of Palmen’s work, but for the first time it annoyed me too.
Palmen lets Hughes speak. It’s remarkable that both the biography and the novel begin at the same point and actually follow the same chronology. Except Palmen’s book ends with Plath’s death and the remainder of Hughes’ life is dealt with in a few pages.
Of course, the biography does describe this in great detail, and you begin to see a pattern in Hughes’ behaviour.
In contrast, Palmen is on Hughes’ side. It’s not that Palmen’s book doesn’t carry you along, it actually very much does so.
My only reservations are about Ted Hughes’ voice. Macho man Ted Hughes suddenly sounds quite feminine. It’s as if Palmen thinks: this is a poet, so I should give him poetic thoughts using feminine metaphors, which results in sentences like this one:
A shy hare with a fragile soul was hiding behind a façade of overwhelming happiness.
Or: Her tongue of stone had to be able to dance on the metre of her soul.
I can live with this just a few times, but there comes a point when it gets too much. I even began to wonder if Ted Hughes was being recreated in Connie Palmen’s image.
It’s the style which gets in the way. Palmen represents Hughes as a first-person narrator. It would have been better to have a participating Hughes, and without Palmen’s metaphors.
And I re-read Sylvia Plath’s poetry collection Ariel. It’s of the same quality as Ted Hughes’ Birthday Letters. Maybe even better, because she achieves something that eludes many other poets: capturing the raw reality with poetry. Besides being autobiographical there is an additional meaning, but conveyed especially through rhythm and sound.
I had this thought about Connie Palmen’s novel: if I hadn’t read the biography, I probably would have loved her novel very much, and it would have cemented my picture of Ted Hughes.
The biography by Jonathan Bate made me stop and think. In the battle between Ted Hughes and Sylvia Plath there were no winners, only losers. Except literature.
© Arnold Jansen op de Haar
© Translation Holland Park Press
Previous columns:
Unsuitable for Class War
England-bound
The Weather in Arnhem
Accident & Emergency
The Plumber and the Little Prince
A Trojan Horse
Pilloried!
Portobello Hipster
A Celebration Every Day
Diana is Back
Loved by All
Cooking in Peacetime
A Bit of a Genetic Mess
Email a Fairy
A Peeing Neanderthal
Fictional Brits
Bare Burka
Is Van Gaal a Turkey?
An Estate Agent in High Heels
A Boy from Westminster
Adventure in Amsterdam
Amalia & George
Cheering Quietly
Human Waste
D-Day for Poetry
A Dog in London
Van Gaal and Wurst
Baby King George
The Virgin Train from Birmingham
Nuclear Hospitality
Vladimir the Viking
Ski Girl with Moustache
Phoenix
Message From the Bathtub
A Consistent Resolution
Nigella’s Law
Selfie
Cowboy in the Kingdom
An Angry Philanthropist
Oligarch with Red Umbrella
The Lives of Others
Uproar in the Czar Peter House
A Postcard Home
An Angry Ladies’ Hairdresser
Syrian Football
The Man Who is Always Late
What will survive of us is love
A Gibraltarian Librarian
A Gay Sympathiser
Hot Pants Harry
Cycling Sustained by Aunt Corry’s Pancakes!
A Slight Inconvenience
Ik koos altijd de zijde van Ted Hughes. Zo vond ik dat hij te hard was aangepakt door de feministische beweging. Hij werd min of meer gezien als de moordenaar van zijn vrouw, Sylvia Plath. Haar zelfmoord was zijn schuld.
Dat hij verder zijn hele leven haar werk koesterde en uitdroeg, daar ging men aan voorbij. Bovendien verloor hij haar en bleef hij achter met twee kinderen. Genoeg voor enig mededogen. En tot slot schreef hij over hun relatie ook nog het schitterende Birthday Letters.
En toch bekroop me bij het lezen van de biografie een ander gevoel. Jonathan Bate laat de conclusie aan de lezer over. Hij beschrijft wat voor een man Ted Hughes was. Een man die zich niet kon binden.
Ook zijn tweede vrouw Assia Wevill pleegde zelfmoord. En nam hun dochtertje mee. En elke keer was Ted Hughes bij een minnares. Hughes had vaak meerdere minnaressen. En maakte geen keuzes. Eigenlijk leidde hij zijn hele leven een dubbelleven: familieman en bohemien.
Is dat genoeg om iemand te veroordelen? En in hoeverre kun je iemands zelfmoord iemand anders verwijten?
En toch rijst er uit de biografie een beeld op van een egocentrische man. Een man die graag omging met royalty en beroemdheden, en die tegelijk die eenvoudige jongen uit Yorkshire wilde blijven. Een man die nooit het achterste van zijn tong liet zien. Tot aan het prachtige Birthday Letters, maar dat was pas op het eind van zijn leven.
Daarin leek hij op Sylvia. Ook zij schreef haar beste werk vlak voor haar dood. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze er beiden aan doodgegaan zijn. Aan dat werk.
Connie Palmen schreef een roman over Ted Hughes, Jij zegt het. Het kreeg prachtige recensies in Nederland. Ik ben een fan van het werk van Palmen. Maar voor het eerst ergerde ik me er ook aan.
Palmen laat Hughes spreken. Opvallend daarbij is dat biografie en roman op hetzelfde punt beginnen en feitelijk daarna dezelfde chronologie volgen. Alleen stopt het bij Palmen na de relatie met Plath en wordt de rest van Hughes’ leven in enkele bladzijden beschreven.
De biografie doet dat natuurlijk wel uitgebreid. En daardoor begin je een patroon te zien in Hughes’ gedrag.
Palmen kiest daarentegen voor Hughes. Niet dat Palmens boek niet meeslepend is, want dat is het wel.
Alleen over de stem van Ted Hughes valt wel iets te zeggen. Macho man Hughes klinkt opeens heel vrouwelijk. Alsof Palmen gedacht heeft, het is een dichter dus ik moet hem poëtisch laten denken. In vrouwelijke metaforen. En dan krijg je zinnen als deze:
Achter een façade van verpletterende vrolijkheid verborg zich een schuwe haas met een ziel van glas.
Of: Haar stenen tong moest kunnen dansen op het metrum van haar ziel.
Een paar keer is niet erg, maar op een gegeven moment gaat het op je zenuwen werken. Ik begon zelfs te denken: Ted Hughes is verconniepalmt.
De vorm zit daarbij ook in de weg. Palmen laat een vertellende Hughes aan het woord. Een belevende Hughes, met minder van Palmens metaforen, was sterker geweest.
En ik herlas Sylvia Plaths dichtbundel Ariel. Het is van hetzelfde niveau als Ted Hughes’ Birthday Letters. Misschien zelfs beter. Omdat bij haar iets lukt wat bij veel dichters mislukt: de rauwe werkelijkheid omzetten in poëzie, met naast het autobiografische een extra laag, maar vooral ook ritme en klank.
Bij Connie Palmens roman dacht ik: had ik die biografie maar niet gelezen, dan had ik haar roman vast heel erg mooi gevonden. En mijn beeld van Ted Hughes was bevestigd geweest.
De biografie van Jonathan Bate zette me aan het denken. In de strijd tussen Ted Hughes en Sylvia Plath waren er geen winnaars. Alleen verliezers. Behalve de literatuur.
© Arnold Jansen op de Haar
Eerdere columns:
Ongeschikt voor klassenstrijd
Engelandvaarders
Het weer in Arnhem
Spoedeisende Hulp
De loodgieter en de kleine prins
Het paard van Troje
Aan de schandpaal!
Portobello Hipster
Elke dag feest
Diana is terug
Geliefd door allen
Koken in vredestijd
Een genetisch zootje
E-mail een elfje
De plassende Neanderthaler
Fictieve Britten
Blote boerka
Is Van Gaal een kalkoen?
Een makelaar op hoge hakken
Een jongen uit Westminster
Avontuur in Amsterdam
Amalia & George
Zachtjes juichen
Menselijk afval
D-Day voor poёzie
Een hond in Londen
Van Gaal en Wurst
Baby King George
De Virgin trein uit Birmingham
Nucleaire gastvrijheid
Vladimir de Viking
Ski-meisje met snor
Feniks
Bericht vanuit de badkuip
Een consequent voornemen
De wet van Nigella
Selfie
Cowboy in het koninkrijk
Een boze filantroop
Oligarch met rode paraplu
Het leven van de anderen
Rumoer in het Tsaar Peterhuisje
Een briefkaart naar huis
Een boze dameskapper
Syrisch voetbal
De man die altijd te laat is
What will survive of us is love
Een Gibraltarese bibliothecaris
Homosympathisant
Hot Pants Harry
Fietsen op tante Corry’s pannenkoeken!
Een klein ongemak